Vertrouwend, maar niet naïef Geloof is vertrouwen. Dat leerde ik in elk geval in de kerk. Niet hoe je dat doet. Maar dat het taalkundig gezien om hetzelfde woord gaat. Geloof, het Griekse woord pistis komt van pisteo, dat net als het Latijnse fideo zoiets betekent als: je vertrouwen stellen op. Gek genoeg is dit vaak niet de eerste associatie die mensen hebben met geloof. Ook gelovigen niet. "Het geloof", zoals we er ook vaak over praten, heeft iets statisch in zich. lets onveranderlijks. lets waar je eigenlijk niet aan kunt komen. Maar net zoals mijn muzikale voorbeeld, John Mayer, het heeft over 'Love is a verb', is mijn definitie van geloof veel meer een werkwoord geworden dan een set aan overtuigingen. "Het geloven waard" betekent dan: kan ik erop vertrouwen? Kan ik jou vertrouwen? En op basis waarvan dan? Wat zijn voorwaarden voor vertrouwen? Stephen Bungay heeft het in zijn The Art of Action over de twee dimensies van vertrouwen: een morele dimensie en een praktische dimensie. Ik vertrouw je als ik niet twijfel aan je goede intenties (moreel) en ik vertrouw je als ik het idee heb dat je competent bent.